Deze oerdreun van de stukjes bij Nederlandse trouwfeesten hoorde ik een paar weken geleden bij de kinderreceptie van een onderwijsbruidspaar waar een basisschoolgroep 3 onder leiding van een meester Jaap (duidelijk niet die van het kinderboek) en twee moeders van de ouderraad ‘het huwelijksalfabet’ feilloos opdreunde. De ‘Q’ was nog steeds van uitgeverij ‘Querido’ waarop de kleine Thomas een kindervoorleesboek aanbood. En ja hoor, ook bij deze creatieve ‘mees en moes’ was de ‘UI’ van uitzet waarop Tamara met een huppeltje een stapel hand- en theedoeken aan de bruid Carla, haar juf, gaf.
Waar komt het begrip ‘uitzet’ toch vandaan?
Met een 26 letters achter de rug, door de gegroeide groepsgrootte kwam elk kind solistisch aan bod bij het aanbieden, storten deze kids van de A.M.G. Schmidtschool zich met elan op de taart en limonade. Ik aanschouwde dit tafereel en werd geraakt door de vraag van d kleine Boris aan meester Jaap: ‘Mees, wat is nou een uitzet? Is dat een andere voorzet bij voetbal?’ ‘Wat is taal toch mooi?’, dacht ik bij mezelf, maar de uitleg van zijn ‘mees’ deed Boris al snel afhaken. ‘Hier ligt voor mij een Postbus 51 – taak op trouwgebied en daarom deze blog voor jullie aanstaande bruidsparen’, schoot mij direct te binnen.
Er was eens…
In vroegere eeuwen heette een huwelijksaanzoek een huwelijksvoorstel. Vertegenwoordigers van beide families werden uitgenodigd ‘op het huwelijk te zitten’ en het was doorgaans aan een notaris, dominee of priester om ‘de knoop te leggen’. De onderhandelingen over de huwelijkse voorwaarden waren hard. In de christelijke wereld heeft zich nooit een vaste voorkeur ontwikkeld voor een bruidsprijs (zoals bij moslims) of een bruidsschat (zoals bij hindoes). Niettemin bleven zowel de bruidsprijs als de bruidsschat tot in de zeventiende eeuw bestaan.
Van bruidsschat tot uitzet
Voordien kon een meisje via een bruidsprijs financiële zekerheid geboden krijgen door de familie van haar man, of als huwelijkskandidate door haar vader extra aantrekkelijk worden gemaakt via een bruidsschat. Als bruidsprijs kende men de ‘morgengave’, een kostbaar sieraad dat na de huwelijksnacht aan de vrouw en haar familie werd geschonken. Als bruidsschat fungeerde de ‘dos’, die bij het huwelijk door de vader van de bruid werd ingebracht. De bruidsprijs is al eeuwen weg, maar de bruidsschat heeft zich ontwikkeld tot wat wij kennen als de ‘uitzet’.
Geschiedenis van de uitzet
Tijdens de onderhandelingen over een huwelijk moest de familie van de jongen eerst de familie van het meisje overtuigen dat zij goed terechtkwam. Dat kon betekenen dat haar vader om inzage van zijn boeken vroeg en onbeschroomd diens bezittingen inspecteerde. Dan werd de toekomstige huisvesting besproken en de hoogte van het ‘weduwen- en speldengeld’ bepaald, het geld voor grote en kleine zaken dat zij bij overlijden van haar man zou krijgen. Hier tegenover werd vervolgens de uitzet van de bruid gesteld. Een uitzet kon variëren van kleren en linnengoed tot heuse kapitaalgoederen, wat onder koopmansfamilies niet ongebruikelijk was, zeker wanneer hun dochter een edelman aan de haak had geslagen. Zodra de partijen akkoord waren kon het huwelijkscontract door een notaris worden ondertekend of aan omstanders worden voorgelezen, wat dezelfde rechtskracht had.
Wat de boer niet kent dat tekent hij niet
Tegen deze ‘huwelijkshandel’ rezen al in de zeventiende eeuw bezwaren. Toen het contract werd voorgelezen, bevatte het in de meeste gevallen slechts bepalingen over giften bij vooroverlijden, lijftocht, weduwschap en duur van de rouw; het was een ‘testament bij voorraad’. In kringen waar zo’n contract toch al minder belang had, werden de onderhandelingen erover uitgesteld tot na de ondertrouw. De toestemming voor het huwelijk was dus al gegeven. In de negentiende eeuw werd dat onder de burgerij de gewoonte. Maar met name onder gezeten boeren bleef de oude zakelijkheid nog bestaan. Voor hen stond er ook veel op het spel. Het paar trouwde vaak bij de ouders van de jongen in en moest eventueel het bedrijf voortzetten. Pas toen de landbouwmechanisatie een behoorlijk niveau had bereikt, kon onder boeren ‘de liefde worden vrijgegeven’.
Eind goed, al goed?
Met de ondertekening van het huwelijkscontract was de belofte om te trouwen een feit. De trouwbelofte werd in de regel bekrachtigd door een geschenk van de jongen aan het meisje, ook wanneer er helemaal geen huwelijkscontract bestond, zoals bij de meeste mensen het geval was.
Vandaag de dag, met de recessie in het achterhoofd, hoor ik ook meer aanstaande bruidsparen spreken over hun ‘uitzet’ en dat ze er voor gaan sparen. Op deze website weet ik dat je zeker bedrijven vindt waar je veel ideeën opdoet en uitzetmogelijkheden vindt.
